Brabant + Visie

Brabantse Omgevingsvisie en studie beekdalen

In 2017 en 2018 hielp Hank van Tilborg – geboren en getogen in Brabant – als Ateliermeester bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie Noord-Brabant. Met behulp van de zogenaamde ‘ontwerpende benadering’ trok hij persoonlijk het inhoudelijke proces van de Omgevingsvisie vlot. De Omgevingsvisie is in december 2018 vastgesteld. Daarna ging het werk door met diverse studies voor de Brabantse beekdalen.

Aanleiding

De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels op het gebied van de fysieke leefomgeving: ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. Het bestaande stelsel van milieu- en ruimtelijke regels wordt met de invoering van de Omgevingswet, die als het goed is in 2021 in werking treedt, volledig herzien. De provincie Noord-Brabant wil op 1 januari 2021 klaar te zijn voor de inwerkingtreding van de wet. Vooruitlopend hierop heeft de provincie alvast een Omgevingsvisie gemaakt. H+N+S ondersteunde hierbij.

Brabantse beekdalen (uit: studie B5 / werkboek beekdalen)
Wat zijn de cruciale ruimtelijke dilemma’s? Welke keuzes moet Brabant maken?

dilemma’s

Hoe kan Brabant daarbij gebruik maken van bestaande ruimtelijke, economische, ecologische en sociale waarden en kwaliteiten? Of moet worden nagedacht over nieuwe waarden en kwaliteiten? Welke ordenende principes horen daarbij in het nieuwe Omgevingsbeleid en is het ‘mozaïek van Brabant’ daarbij nog wel het passende concept? Hoe wordt de toekomst van de landbouw gezien, ook in relatie tot de bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en biodiversiteit. Is het nu echt tijd de kwaliteit van de leefomgeving centraal te stellen?

aanpak

Van droom naar daad

In 2015 startte de provincie Noord-Brabant met het proces om te komen tot de Brabantse Omgevingsvisie. Er werd eerst gestart met de Droomfase. In een intensief co-creatief proces is destijds met veel partijen, partners en Brabantse burgers gedroomd over de toekomst van Brabant. Dit resulteerde in juni 2016 in een Verkenningsdocument , waarbij alle dromen zijn samengevat in 10 dilemma’s.

Opgaves

Vervolgens is in de tweede stap, de Denkfase, verder nagedacht over deze dilemma’s. Dat resulteerde in een Startdocument (in december 2016 door PS vastgesteld) waarin één en ander werd samengevat in vier focusopgaven met de te maken keuzes. Het proces liet zien dat er sprake is van grote opgaven, die enerzijds impact hebben op de bestaande kwaliteiten van Brabant en anderzijds ook onderling tot vraagstukken en dilemma’s gaan leiden. Denk bijvoorbeeld aan opgaven als de energietransitie, klimaatadaptatie, de wateropgave en waterveiligheid, waarmee grote nieuwe ruimteclaims samenhangen die op Brabant afkomen, en welke impact hebben op de kwaliteit van de omgeving (ruimte, gezondheid, veiligheid).

Het Brabants mozaïek (foto: tapijt IABR Brabantstad)

Ontwerpende benadering

Van daaruit werd in 2017 de Durf-fase gestart, de voorlaatste fase, voor de Doe-fase. Gaandeweg bleek in deze fase de sterke behoefte aan inhoudelijke focus en regie. De vier focusopgaven bleken onvoldoende richting te geven. Wat miste was een overkoepelende visie, een groter leidend thema waar alles als een soort kapstok aan opgehangen kan worden.

Op initiatief van de Brabantse Provinciaal Adviseurs Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) werd Hank van Tilborg van H+N+S gevraagd om als Ateliermeester leiding te geven aan deze ‘ontwerpende benadering’. Ontwerpend onderzoek kan onvoorziene antwoorden en oplossingen naar voren brengen, opgehangen aan een grotere, overkoepelende visie. Het ontwerp als samenbindende discipline.

Foto workshop

ATELIERWEEK

Op basis van de input uit de eerder geformuleerde vier focusteams, zijn eerst de dilemma’s en vraagstukken scherp gedefinieerd. Hank van Tilborg hielp daarbij vanuit zijn rol als Ateliermeester. Samen met de provincie is gedurende het jaar 2017 eerst een vierdaagse pressure-cookersessie en vervolgens een vijfdaagse Atelierweek georganiseerd. De pressure-cooker diende om vanuit alle disciplines zicht te krijgen op de (sectorale) dilemma’s en vraagstukken. De Atelierweek was bedoeld om gezamenlijk naar integrale oplossingen toe te werken.

In de Atelierweek is allereerst bekeken wat de gemeenschappelijke elementen zijn van de ‘uitwegen’ uit de dilemma’s. Ook is bekeken of en hoe de perspectieven voor de verschillende thema’s en opgaven elkaar kunnen versterken, dat wil zeggen in elkaars verlengde liggen, dezelfde kant op wijzen. Ofwel waar spoort, maar ook, waar schuurt het?

Uit die gemeenschappelijke elementen en uit die zoektocht naar onderlinge synergie is de visie geconstrueerd, steunend op vier pijlers die uit de uitkomst van de Atelierweek zijn ontleend. De vier pijlers vormden uiteindelijk de opmaat voor de vier hoofdopgaven zoals opgenomen in de Brabantse Omgevingsvisie:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

De lagenbenadering vormde hierbij een centraal hulpmiddel, waarbij het meer dan voorheen gaat om de wisselwerking tussen de lagen en de factor tijd (verschillende snelheden, laadvermogen, adaptief). In de woorden van de Brabantse Omgevingsvisie is dat ‘diep’, ‘breed’ en ‘rond’ kijken. Kortom, van 2D, via 3D naar 4D planning. Voor een Brabant met omgevingskwaliteit die past bij de hoge ambities van de provincie: Brabant Quality .

Doorsnede van Noord-Brabant

Resultaat

klimaatbestendige beeklandschappen

Als onderdeel van het werken aan een klimaatproof Brabant stelt Brabant zich in de Omgevingsvisie expliciet ten doel voor 2050 om dan klimaatbestendig en waterrobuust ingericht te zijn. Doel voor 2030 op weg daar naartoe is om al vanaf 2020 klimaatbestendig en waterrobuust te denken en handelen (‘eerst bodem en water, de rest komt later’); in 2030 zijn de eerste grote gebiedsopgaven daartoe gerealiseerd.

Een van de drijvers onder dit klimaatproof Brabant is het werken aan klimaatbestendige beeklandschappen, direct voortkomend uit de Atelierweek. Het Brabants beekdalenlandschap is hierin als hèt toernooiveld van de belangrijkste opgaves opgevoerd. Er is daarbij behoefte aan een samenbindend ruimtelijk concept, waar het ‘Brabantstad Mozaïek’ als ruimtelijk concept voor heel Brabant onvoldoende richting geeft, soms simpelweg wordt misbruikt voor laagwaardige ontwikkelingen en doet onvoldoende recht aan de verschillen in Brabant. En dat terwijl we juist de diversiteit en verschillen in Brabant willen koesteren.

De beekdalen als troefkaart

De beekdalen zijn een grote en misschien wel dé belangrijkste troefkaart voor Brabant. Brabant heeft goud in handen met de beekdalen, niet alleen in ecologisch of cultuurhistorisch opzicht, maar ook of juist in relatie tot tot de zeer grote uitdaging van de klimaatadaptatie – om Brabant in 2050 klimaatrobuust te hebben.

De beekdalen en bepaalde delen van de hogere zandgronden aansluitend op de beekdalen, het beekdallandschap, zouden bijvoorbeeld (tijdelijk) normvrij verklaard kunnen worden. Dit om partijen aan te zetten/te stimuleren om te investeren in maatregelen voor verbetering van de bodem, onder meer door het vergroten van het gehalte organische stof en daarmee het vasthouden van het water en door flankerende maatregelen t.b.v. berging en infiltratie bovenin het systeem (met bijvoorbeeld greppels, bergingsvijvers en inzijggebieden).

De provincie zou verder het voortouw kunnen nemen om de beken op te waarderen tot interessante, ’meerlagige’ landschappelijke dragers, met betekenis/waarde voor een breed palet van klimaat (o.a. CO2-opslag), waterberging, natuur, recreatie (toegankelijkheid), cultuurhistorie en bijzondere vormen van landbouw. We bepleitten vanuit de ontwerpende benadering een brede aanpak die verschuift van sec de beek > beekdal > naar het beekdallandschap (als een samenhangend systeem).

En in het verlengde van de bekende Watertoets is bepleit dit instrument te verruimen/verbreden tot een integrale ‘klimaattoets’, of beter nog een brede ‘omgevingstoets’, als aanjager voor het klimaatbestendig krijgen van Brabant, voor elke ontwikkeling, klein tot majeur.

De provincie zou verder het voortouw kunnen nemen om de beken op te waarderen tot interessante, ’meerlagige’ landschappelijke dragers, met betekenis/waarde voor een breed palet van klimaat (o.a. CO2-opslag), waterberging, natuur, recreatie (toegankelijkheid), cultuurhistorie en bijzondere vormen van landbouw. We bepleitten vanuit de ontwerpende benadering een brede aanpak die verschuift van sec de beek > beekdal > naar het beekdallandschap (als een samenhangend systeem).

En in het verlengde van de bekende Watertoets is bepleit dit instrument te verruimen/verbreden tot een integrale ‘klimaattoets’, of beter nog een brede ‘omgevingstoets’, als aanjager voor het klimaatbestendig krijgen van Brabant, voor elke ontwikkeling, klein tot majeur.

Normvrij?

Niet alles heeft het gered in de eindversie, zoals het pleidooi voor het (tijdelijk) normvrij verklaren van de beekdalen of de brede klimaattoets. Maar, het concept van de Klimaatbestendige beeklandschappen staat wèl heel prominent opgenomen in het Omgevingsvisie, zoals die uiteindelijk eind 2018 is vastgesteld.

In de Omgevingsvisie wordt een toekomstbeeld voorgeschoteld van beekdalen met traag stromende, slingerende, ondiepe beken, zodat ze zomers niet diep ontwateren en geen droogteschade voor landbouw en natuur veroorzaken. Dit maakt de kans op overlast rondom de beken wel groter. Daarom is het de uitdaging om zoveel mogelijk water vast te houden en te bergen in de bodem op de hoge zandgronden om piekbuien op te vangen en daarmee de beken en bebouwd gebied te ontlasten, maar ook om bij tijden van droogte juist voldoende water te 'reserveren' voor landbouw, natuur en stedelijk groen. Een goed bodembeheer met een bodem die meer water kan vasthouden en naleveren is daarmee een belangrijke sleutel in een klimaatbestendig beeklandschap.

Reisgids

Vooruitlopend op de afronding van en besluitvorming rondom de Omgevingsvisie is door H+N+S verder gestudeerd op het concept van de klimaatbestendige beeklandschappen, in opdracht van de provincie en de Brabantse Waterschappen. In het kader van de Omgevingsvisie zijn begin 2018 drie workshops georganiseerd door de provincie Noord-Brabant en de waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta, inhoudelijk ondersteund door H+N+S Landschapsarchitecten.

Deze workshops waren gericht op verdere uitwerking van het concept van de klimaatrobuuste beeklandschappen en het ‘oefenen’ met het gedachtegoed van het Voorontwerp van de Brabantse Omgevingsvisie welke toen voor lag. Aan de orde kwamen vragen zoals wat betekent het concept van de klimaatrobuuste beeklandschappen concreet? Wat is hiervoor nodig? Wie moeten er betrokken worden?

Drie gebieden zijn onderzocht: het Aa-dal tussen Veghel en Beek en Donk voor waterschap Aa en Maas, de Tongelreep voor waterschap De Dommel, en de Aa of Weerijs bij Zundert voor waterschap Brabantse Delta. De ervaringen en inzichten zijn in 2018 gepresenteerd tijdens de ‘Tour de Brabant‘ gehouden in het kader van de Brabantse Omgevingsvisie. De resultaten van de workshops zijn opgenomen in de reisgids ‘Op weg naar klimaatrobuuste beeklandschappen’ . De reisgids is bedoeld om te dienen als inspiratiebron, met name als het gaat om een brede en integrale uitwerking van gebiedsopgaven en het daarbij behorende gebiedsproces.

Brabants bekenlandschap

Het gedachtengoed uit de Omgevingsvisie en Reisgids voor klimaatrobuuste beeklandschappen is vervolgens door H+N+S verder uitgewerkt en verbreed in een studie naar het Brabants bekenlandschap, in Brabantstad-verband, een samenwerking van de provincie, de Brabantse Waterschappen en de vijf grootste steden van Brabant. Het werkboek is het resultaat van een aantal atelierbijeenkomsten die plaatsvonden in 2019, met beleidsmedewerkers en ontwerpers van de provincie, de Brabantse Waterschappen en de vijf grote steden, onder leiding van Hank van Tilborg.

In het werkboek wordt geprobeerd om het denken over de beken te verbreden, allereerst ruimtelijk, met een pleidooi om niet de individuele waterloop, de beek, maar het grote geheel van het Brabantse zand- en bekenlandschap, als één ondeelbaar systeem te beschouwen en daarnaar te handelen.

Daarnaast wordt bepleit om de beekdalen niet enkel te beschouwen als waterloop, bedoeld als onderdeel van de watermachine, maar deze vooral vanuit een veel bredere betekenis integraal te beschouwen als onderdeel van duurzaamheids- en andere ambities, op het gebied van ecologie, maar bijvoorbeeld ook voor recreatie, toerisme en economische ontwikkeling (‘landschap als vestigingsvoorwaarde’).

Daarnaast worden de beken expliciet neergezet als dè identiteitsdragers van Brabant, die in hoge mate bepalend zijn geweest voor de historische ontwikkeling van industrie (bier, leerlooien, textiel) en cultuur, en nog altijd bepalend zijn voor de culturele verschillen in Brabant. Hier zou weer veel meer op gestuurd kunnen worden, ook bij de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Brabant. Het bekenlandschap is wat centraal Brabant onderling verbindt, ruimtelijk maar ook in cultureel opzicht. Het bekenlandschap vormt de verbinding met het verleden en vormt tevens het toernooiveld om Brabant toekomstproof te maken.

Juist in Brabant, gekenmerkt door verstedelijking als een soort zwerm in het landschap, kan het bekensysteem als ruimtelijk structurerend systeem werken. De verdere uitwerking vraagt wel nog brede maatschappelijke en bestuurlijke aandacht en verder ontwerpend onderzoek. Misschien is het tijd voor een ‘Grand Project’ voor de Brabantse Beekdalen..? Een project waarbij lange adem – volhouden – en grote ambitie – topkwaliteit! - hand in hand gaan. De tijd lijkt er nu rijp voor en de grote uitdagingen waar Brabant voor staat vragen er om.

Het gaat daarbij uitdrukkelijk niet enkel om het werken aan landschapsopgaves, milieu of klimaat maar ook om economische ontwikkelopgaves. Deze zijn verstrengeld. Om vrijelijk met vakgenoten Adriaan Geuze (Spot On – landschap als vestigingsvoorwaarde) en Marco Vermeulen (Landschapstriënnale 2020 – High green) te spreken: een topregio vraagt ook om een landschap van topkwaliteit. Het landschap is een cruciale voorwaarde voor een succesvolle kenniseconomie. De nieuwe economie volgt in de ‘Spot on’-gedachte talent; talent volgt kwaliteit van leven, die wordt (mede) geleverd door een hoogwaardige leefomgeving. Bij de ambitie slimste regio ter wereld hoort ook het slimste landschap ter wereld. Dit levert voor Brabant de noodzaak op met volle kracht te werken aan kwalitatieve landschapsontwikkeling: high green for high tech dus (ook andersom overigens, high kennis benutten om de opgaves waar het landschap voor staat op ‘slimme’ wijze aan te kunnen), en - while doing so - innovating the landscape.

Eén van de pleidooien uit de studie is ook de uitdrukkelijke oproep aan de bestuurders om het Brabants zand- en beekdalenlandschap als het domein van het Van Gogh National Park te nemen, in plaats van de nauwe definitie rondom het Groene Woud. Het landschap van Van Gogh is het kleinschalige zand- en beekdalenlandschap. Het is het landschap dat Van Gogh typeerde in schilderijen met watermolens en ijsvogel. En ja, daar horen ook Tilburg en Breda bij, zeker weten!  En daarbij is het met Van Gogh allemaal wel in West Brabant begonnen…

In de studie is ook ingezoomd op de B5 steden, in hun directe omgeving, om te kijken waar verbetering van de relatie stad-ommeland mogelijk is, vaak waar beekdal (of zandrug) en stad elkaar letterlijk raken. De agenda voor de B5 steden is fors. Daarnaast ligt ook buiten de steden een forse opgave. Sterker nog, daar zit voor het landschap misschien wel de grootste winst. Daar is in de onderzochte cases echter niet op ingezoomd – dit verdient een apart traject. Het is natuurlijk niet of/of, maar en/en. Het succes van het werken aan de cases zit vaak stroomopwaarts, als daar succesvol gewerkt wordt aan het afvangen/bergen van water en het realiseren van een betere waterkwaliteit, dan doet zich dat in de steden voelen. Hier ligt een grote mate van afhankelijkheid en daarmee een direct belang van de steden bij regionale samenwerking. In dat licht is het onlangs gestarte samenwerkingsverband van de gemeente Eindhoven, met de andere gemeenten verderop stroomopwaarts gelegen langs de Tongelreep, inclusief Belgische partners, plus het waterschap en de provincie een goed voorbeeld dat navolging verdient.

Masterplan Van Gogh National Park

De bekenstudie is gemaakt in het kader van het programma ‘volgend landschap’. Een samenvatting is bij de Provinciale Statenverkiezingen (PS) in maart 2019 aangeboden. Het werkboek is verder doorwerkt en uiteindelijk uitgebracht als publicatie van de provincie, B5 en Waterschappen, onder de titel: Brabantstad - Het volgende landschap.

De resultaten uit het werkboek zijn uiteindelijk ook verwerkt/opgenomen in het door West8 opgestelde Masterplan voor het Van Gogh National Park, dat in 2020 is vastgesteld. Zowel het pleidooi voor een Van Gogh Nationaal Park dat het gehele Brabantse beeldalenlandschap beslaat als het munten van het concept van de beekdalenmetropool is hierin geland. Het Masterplan vormt de onderbouwing voor de aanvraag aan de Minister van LNV, waarmee Brabant de officiële status van Nationaal Park wil verwerven. Het concept van het Van Gogh National Park is tevens uitgebreid gepresenteerd tijdens de Landschapstriënnale van 2020, een driejaarlijks landelijk evenement, waarvoor het Van Gogh Nationaal Park de gastregio was.

Meer lezen?