stuifduinen + allure

Ontwerp voor een historische villatuin

In een oud stuifduingebied op de Utrechtse Heuvelrug staat een historische villa uit 1909, omgeven door een grote, bosrijke tuin. Het landhuis is gebouwd in 1909 naar ontwerp van architect J.W. Hanrath (1867-1932). Huis en tuin is zijn heel duidelijk als één ontwerp tot stand gebracht. Dit getuigt van de nauwe samenwerking aan tussen Hanrath en de bekende tuinarchitect Leonard Anthony Springer, die de tuin ontwierp. De nieuwe eigenaar heeft Van Hoogevest Architecten en H+N+S landschapsarchitecten gevraagd om de ooit zo mooie maar nu sterk verwaarloosde villa weer helemaal in orde te maken en aan te passen aan de huidige woonbehoeften.

Aanleiding

Hanrath

Van Hoogevest Architecten uit Amersfoort is door een niet nader te noemen opdrachtgever gevraagd de restauratie/verbouwing te begeleiden van het monumentale pand, ontworpen door Hanrath. Met name rond Hilversum (het Gooi) en op de Utrechtse Heuvelrug, zoals in Maarn, Driebergen en Zeist, ontwierp Hanrath vele landhuizen in traditionele stijl. Veel van zijn werk is aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument.

Springer

Bij de totstandkoming van de vele landhuizen en villa’s die hij ontwierp werkte hij vaak samen met de bekende tuinarchitect Leonard Anthony Springer, meer dan vijftig maal - zo ook in dit geval. Springer heeft veel projecten gerealiseerd en niet de minste werken, onder meer (delen van) de tuinen van Haarzuilens, Clingendael, Noordeinde, Het Loo, Soestdijk en Huis Ten Bosch. Springer heeft een grote bijdrage geleverd aan het vak van de tuin- en landschapsarchitectuur. Hij stond aan de basis van de oprichting van de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten en een opleiding voor tuinarchitecten.

Visie

De sterk verwaarloosde, historische villatuin krijgt de allure van weleer terug ondanks dat niet alles letterlijk gereconstrueerd wordt.

Natuurlijk borduren we voort op de historische kwaliteiten van de oude Springer-tuin. Maar de tuin wordt ook een tuin van nu. Een tuin is immers - net als een interieur - iets heel persoonlijks. Op basis van de wensen van de opdrachtgever (gebruik, privacy, sfeer) hebben we een eigentijdse tuin ontworpen met respect voor de bestaande historische en ecologische kwaliteiten. Er is een sterke ‘dialoog’ tussen architectuur en tuinontwerp tot stand gebracht, zoals indertijd ook het geval was tussen de ontwerpen van Hanrath en Springer.

Aanpak

Verdieping

Er is uitgebreid (historisch) onderzoek gedaan, in het terrein maar ook anderszins, met als belangrijkste bron de oorspronkelijke ontwerptekening van Springer die bewaard wordt op de Afdeling Speciale Collecties van de Wageningen Universiteit. Ook is gebruik gemaakt van de publicatie ‘L.A. Springer – Tuinarchitect Dendroloog – 1855-1940’ van Constance Moes. Voor de interpretatie van de resultaten is overlegd met tuinhistoricus Erik de Jong.

Wensen

Naast Springers plantekening zijn enkele foto’s voorhanden van huis en tuin kort na de aanleg. Het materiaal is te summier en onvolledig om een exacte reconstructie te maken, als dit al gewenst zou zijn. Wel kennen we met dit materiaal de intenties van de ontwerper. Deze ontwerpprincipes zijn vervolgens getoetst op bruikbaarheid in de nieuwe situatie, in een confrontatie met de wensen van de nieuwe bewoners, met het uiteindelijke ontwerp als resultaat.

Stuifduincomplex

Het ruim 5 hectare grote plangebied vormt onderdeel van een oud stuifduincomplex op de Utrechtse Heuvelrug en is daarom behoorlijk reliëfrijk. In het bosdeel van de tuin staat voornamelijk grove den, Douglasspar, beuk, inlandse en Amerikaanse eik en berk. In het bos zijn soorten aanwezig als eekhoorn, vleermuis, konijn, vos en wellicht ook bunzing, wezel en hermelijn. Het plangebied kent grote natuurwaarden en valt binnen de zogeheten Ecologische Hoofdstructuur. De tuin is ook beschermd als ‘monumentale structuur’.

Picturesque en gardenesk

Tuinarchitect Springer ontwierp zowel de tuin bij het huis als het bosdeel met rondwandeling. Springer was een aanhanger van de ‘picturesque’ landschapsstijl, bekend uit Engeland, maar zijn werk vertoont ook gardeneske invloeden, bijvoorbeeld in de wijze waarop hij de aandacht vestigt op bijzondere (dwerg)coniferen of geïsoleerde exoten die zich als het ware ‘los maken’ van een schilderachtige boomgroep erachter. Ook plaatste Springer bijzondere planten los in het gazon zodat de bezoeker ze van alle kanten kon bewonderen.

Concept

Ruimtelijke opzet

De opzet van de tuin was oorspronkelijk ruim met voor en achter gazons met solitairen en in lussen rondgaande paden het bos in. Vanuit het huis liepen diepe doorzichten de tuin in (en vice versa). In de tuin plaatste of spaarde Springer solitaire (naald)bomen en coniferen, die diepte aan de aanleg gaven. De beleving door de wandelaar speelde in de parkachtige tuin een grote rol. In de aanleg staat de (rond)wandeling centraal, die de wandelaar afwisselende, schilderachtige taferelen bood. De verrassing voor de speelde een grote rol. Het spel van ‘verschijnen en verdwijnen’ zat door de hele tuin heen geweven. Door geraffineerd gecomponeerde beplanting werden door Springer alleen zichten binnen de tuin gecreëerd, maar wel zo dat deze zo groot en interessant mogelijk leek.

De ‘wandeling’

Vanuit het huis startte een wandeling, als een rondgang, typisch voor de zogenaamde ‘landschapsstijl’. Vanaf de rondgang zijn enkele sub-routes te volgen, die voor extra verassing zorgen. De wandelpaden zijn zeer zorgvuldig gesitueerd en tonen een mooi onderscheid in hiërarchie. Springer heeft op slimme wijze gebruik gemaakt van het reliëf van de oude ‘stuifzandkoppen’. Door dit reliëf (en de beplanting) is de bezoeker soms even echt opgesloten in het landschap - en is het contact met het huis verbroken - wat de beleving van de natuuridylle vergroot. De paden leiden via laagtes naar de hogere koppen, vanwaar een panoramisch zicht op het huis kan worden genoten.

Driedeling

De Springer-opzet kent een ijzeren logica, die krachtig en overtuigend is. Springer ging uit van een driedeling: 1. Rondom het huis, met in dezelfde architectonische taal meegenomen de terrassen, ligt het tuindeel. Dit is bij veel van Springers ontwerpen voor villa’s en buitenplaatsen het geval. Deze tuinen zijn veelal geometrisch ontworpen met kleurige en uitbundige plantenbedden, vaak met vormsnoei en ornamenten. 2. Rond het huis met de geometrische, strak begrensde tuinen ligt juist een parkachtig, Arcadisch landschap – met af en toe een tuinobject of ornament – met de sfeer van een gecultiveerd natuurlandschap, met gras, heesteraccenten en parkbomen. 3. De tuin- en parkaanleg is ingebed in een natuurlijk boslandschap.

Zijtuin

Aan de westzijde van de villa, wat terzijde, ligt een bijzonder gebied dat al in het plan van Springer een eigen karakter en invulling had, een eigen wereld met o.a. moestuinen. Dit gegeven wordt in het plan benut om juist hier de gevraagde nieuwe programma’s een goede plek te geven. Het historische pompgebouwtje behoudt haar plek. Bij het gebouw krijgen diverse functies een plek in een nieuw bijgebouw (met een schuur/garagefunctie en stal/opslagfunctie). Dit bijgebouw is nabij en goed zichtbaar vanuit het huis gelegen, maar het geheel ligt wel wat terzijde zodat het vanaf de voorzijde aan het oog is onttrokken.

Terrassen e.o.

Ook de directe omgeving van het huis, met terrassen, gemetselde muren en trappen wordt fors aangepakt. De latere, betonnen aanbouw bij de voordeur wordt vervangen door een elegantere, gemetselde trap zoals vroeger. In de geest van Springer wordt gewerkt met een groene omlijsting rond de villa, uitgevoerd in een afwisseling van (lage en hogere) vaste planten, bollen, en bodembedekkers. De verschillende toegangen tot het huis worden aan alle vier de kanten met sierbeplanting aangezet. Op enkele plaatsen wordt gewerkt met klimplanten tegen de gevel en tegen de gemetselde muurtjes. Op de terrassen en bij de oprit komt bloeiende sierbeplanting in potten – geheel in de stijl van de periode van aanleg. Het maakt het huis weer helemaal af.

Achtertuin

Het tuindeel achter het huis bestaat op zijn beurt weer uit drie deelgebieden: de stijltuin (met aan weerszijden twee groene ‘bosschages’), de grote grasweide en het bos met op de overgang de ‘rijke’ bosrand. Direct achter de villa is een nieuwe siertuin/bloementuin ontworpen, rond een nieuwe fonteinbak als letterlijk middelpunt.

Een steilrand vormt als scherpe lijn uit het oude Springer-plan de overgang tussen de formele stijltuin direct achter het huis en het meer natuurlijke deel van de tuin met de weide en verderop het bos. Drager van dit deel van de tuin is allereerst de weide, met enkele verspreid staande bomen, waaromheen de wandeling leidt. In de geest van Springer worden rond de weide diverse soorten bomen en heesters toegepast en bollen in het gras (zoals sneeuwklokjes of bosanemoon) die zorgen voor grote afwisseling in bloei, vorm, textuur en kleur (bladkleur, bladvorm, bast en bloeiwijze). Dit ‘schilderen met beplanting’ was juist de sterke kant van Springer maar is nu sterk verwaterd.

De weide gaat over in het bos. Het bos vormt een soort ‘pakking’ van de tuinaanleg, als groene omranding. In het bos wordt de oude wandeling hersteld. Plaatselijk wordt in het bos wat beplanting (opslag van heesters en spontaan gegroeide bomen) weggehaald met het oog op de zo karakteristieke doorzichten naar het huis. De oude bomen en echte bossoorten (eik, grove den, beuk) krijgen voorrang boven exoten als bijvoorbeeld de Amerikaanse eik. Op de oude uitkijkplek van Springer op een stuifzandkop wordt een bijzondere bank geplaatst.

Voorstel

De nieuwe tuin krijgt een opzet waarbij wordt voortgeborduurd op de kwaliteiten van het Springer-plan. Oorspronkelijke delen zijn bewaard of hersteld in het plan dan wel teruggebracht. Voor andere onderdelen wordt bewust voor een nieuwe invulling gekozen, wel passend bij het oorspronkelijke plan. In de nieuwe situatie worden vier deelgebieden onderscheiden: 1. de voortuin (het terreindeel aan de straat met de toegangen), 2. de zijtuin, 3. het huis zelf met de directe omgeving van terrassen, entrees e.d. en 4. de achtertuin, met de bordertuin met de vijver en trappen, de grasweide en het aanliggende bos.

Voortuin

Vanwege de gewenste privacy en veiligheid is aan de voorzijde (wegzijde) fysieke afscherming en afscheiding gewenst. Door ons is een oplossing bedacht die enerzijds functioneel is maar welke anderzijds ook past in de (groene) omgeving. Lage hekwerken voorzien in de gewenste fysieke afscheiding. Enkele grondlichamen (vrij/organisch gevormd zandheuveltjes passend bij de stuifduinkoppen ter plekke) die worden beplant met groenblijvers zorgen voor de gewenste visuele afscheiding. Bij de beide inritten komen sierpoorten, ongeveer op de oude plek waar Springer ook sierpoorten had ingetekend.

Resultaat